blue dino

blue dino

zondag 28 november 2010

Who's afraid of Virginia Woolf? Deel III

Selectie.

Je moet selecteren.  99.999 v/d 100.000 mensen zijn in principe de moeite niet waard. Zij sorteren je onverschilligheid of hoon en/of walging. Je weet zelf dat je tot een zekere elite behoord, onderdeel bent van de categorie van “betere mensen” omdat je de gelegenheid krijgt en vind om onderscheid te maken in de massa. Soms moet je dit verschil maken door de massa te ondermijnen. Al moet je deze massa daarvoor persoonlijk benaderen, individu voor individu. Omdat de middelen om dat effectiever te doen, in grotere groepen tegelijk, worden beknopt door een maatschappij die waarde hecht aan een cosmetische vreedzaamheid. We hebben afgesproken: geen fysiek geweld, geen uitsluiting van grote groepen.

Wreedzaamheid.

Een vreedzame samenleving is een samenleving die pro-actief werkt om niet (weer) in oorlog of burgeroorlog te vervallen. De samenleving bedient zich van wetten om deze samenleving en groepen daarin, in bescherming te nemen tegen ondermijning van anderen. De samenleving beschermt het individu niet. Dit omdat de samenleving dat niet kan en omdat de samenleving daar niet bij gebaat is. Van het individu wordt verwacht dat hij/zij actief werkt en vecht om tot een hogere elite te behoren aan het eind van zijn/haar leven dan waar het begon. Dit heet ambitie en zelfverwezenlijking. De samenleving profiteert van de winsten die behaalt worden in dit individuele ontwikkelingstraject. Degenen die deze strijd verliezen, de “loosers” worden in principe verantwoordelijk gesteld voor hun eigen falen.

Wreedzaamheid is  de dynamiek van nemen en genomen worden. Het is een gesublimeerde, soms zelfs geïnstitutionaliseerde vorm van agressie die de behoefte aan fysieke strijd vervangt of zou moeten vervangen door verbaal geweld en geestelijke en/of emotionele ondermijning van “ de ander”. Selecteren op individuele basis is namelijk geoorloofd.

Karakters.

Er zijn weinig mensen puur “dader” of puur “slachtoffer” in dit spel. De zuivere slachtoffers zij die stelselmatig door hun omgeving neergehaald worden en niet terugvechten lopen een hoog risico hier voortijdig aan te sterven. Een mens functioneert slecht met een afgefakkeld zelfbeeld. De zuivere daders zijn de meest onverschillige mensen die de wereld rijk is. Dit zijn ofwel de grootste dictators, de hypermachtigen ofwel  geïsoleerde misantropen die zichzelf van de samenleving verwijdert houden omdat ze zich van hun schadelijkheid bewust zijn. De rest van de wereld grijpt en wordt gegrepen naar gelang de gelegenheid zich voordoet.

Wat heb je te winnen?

Alles. Een goeie aftrap, naar beneden, ongeacht tegen wie, veroorzaakt een sensatie “naar boven”. Het is wel degelijk zo dat je jezelf beter voelt als je iemand anders onderuit haalt. Je voelt je verschoond als je kenbaar hebt gemaakt dat je iets of iemand anders afstotelijk, walgelijk of onwenselijk vind. Door aan het bestaansrecht van een ander te knagen vergroot je die van jezelf. De afwijzer, aanklager, beschimper is in beginsel de winnaar. De ambitie hebben om op deze wijze een absolute winnaar te worden, volledig dominant in een positie waarin je jezelf boven alles en iedereen plaatst, kan gekenmerkt worden als psychopathisch. Om een volledige psychologische, emotionele dominantie ten aanzien van alles en iedereen te kunnen ervaren is totale onverschilligheid een harde voorwaarde. Elke vorm van piëteit of empathie is een hindernis in het bereiken van dit doel. Psychopaten vinden het zelden een probleem dat ze als psychopaat worden gekenmerkt.

Wat heb je te verliezen?

Alles. Je bent nooit volledig beschermd tegen hoon en beschimping en al helemaal niet tegen de consequenties ervan. Het is niet te voorspellen waar en wanneer je gebeten of geraakt zult worden en door wie. Veerkracht en een sterk geloof in jezelf helpt bij het genezen van de wonden. Tot op zekere hoogte is terugveren van dit type geweld een versterkend proces. Je kunt er weerbaar van worden, het ervaren als een gebeurtenis die je zelfbewustzijn heeft verstrekt. Maar dit is geen regel. Het ultieme slachtofferschap in dit mechanisme is dodelijk. Een lichaam kan niet veel zonder een ziel. Onverwerkte vernedering is een motief voor zelfmoord. Cultureel sta je behoorlijk alleen met je kwetsuren. In de regel wordt het hebben van een gereduceerd zelfbeeld geprojecteerd naar “het zelf”, je mag en kan er geen schuldige voor aanwijzen, het is je eigen proces waar je hoogstwaarschijnlijk zelf keuzes in hebt gemaakt. De enige genezing is het in meer of mindere mate overlopen naar  “ de andere” kant. Wordt assertief, bijt van je af en laat het langs je heen gaan. Bewapen jezelf.

Het medicijn.

Moraal. Het enige, maatschappelijke, collectieve medicijn dat helpt. Voorkom emotioneel geweld door jezelf en anderen ervan te overtuigen dat het “fout” is. Het heeft in het verleden geholpen hier een heilig boek bij te pakken. Dat helpt sommige mensen nog steeds. Wie het zonder hulpmiddelen wil doen kan zich beroepen op een “geweten”. Maar het wel of niet bestaan van dit geweten is ook een kwestie van geloof en opvoeding. In een wereld die zich verwijdert van een god en de wetten van een god is moraal een begrip dat per definitie subjectief is. De enige kaders die staan en spreken zijn die van de maatschappelijke wetten. Maar deze wetten houden zich wijselijk op afstand van dit mechanisme dat zich profileert tussen individuen. Daders hebben de ruimte om te experimenteren met ‘wat ze kunnen maken”  en bepalen zelf hoe ze omgaan met een eventueel oordeel van hun omgeving ( onverschilligheid komt hierbij goed uit), slachtoffers kunnen zich afvragen of ze wel een geldige reden hebben om zich te beklagen of gewoon pech hebben gehad. Shit happens…

Wraak.

In een wereld die zijn moraal niet meer toetst aan wetmatige fatsoenlijkheden die in een ver verleden zijn gedicteerd en dus de vormgeving en ontwikkeling van moraal tot een vrije sector verklaart is het toch opmerkelijk dat er andere peilers van “beschaving” die afkomstig zijn uit dezelfde heilige boeken zo hoog worden gehouden.  Opvallend is “ de andere wang”  die in een wereld zonder bijbel toch nog steeds wordt aanbevolen. Wraak-oefening, het terughalen van je eer na een aanval doormiddel van een tegenaanval is, in onze samenleving,  een zwaktebod bij voorbaat. Dit vind ik opmerkelijk. Een welluidend advies naar een vriend of bekende die is gekwetst is: “ sta er boven, doe niets”. En met deze passiviteit zal je eer het meest geholpen zijn. Wetenschappelijk is echter bewezen dat mensen die gekwetst zijn, na het uitoefenen van een wraak een herstel van hun breinchemie ondergaan.  Een geslaagde wraak veroorzaakt een dopamine-douche in het menselijk lichaam dat bijdraagt aan het herstel van een “normale” gemoedstoestand. Maar wie van je vrienden durft je te adviseren” hard terug te slaan”? of zou dit de adviseur in deze medeplichtig kunnen maken aan de gevolgen daarvan?

Wie het eerst lacht, lacht het best.

Talentenjachten op televisie. Voordat in de laatste afleveringen de pareltjes uit de zoektocht hun bewonderenswaardige talenten mogen tonen zijn er de eerste afleveringen waar heel Nederland met plaatsvervangende schaamte mag toekijken hoe mensen zichzelf volledig voor schut zetten. Ervaart iedereen die plaatsvervangende schaamte? Is iedereen bang op een dag, ergens zichzelf in de zelfde positie terug te vinden als dat ene grietje dat dacht dat ze kon zingen totdat heel Nederland kon horen dat ze beter  voor altijd haar mond kan houden? Of zijn er ook mensen die smullend toekijken en vooral heel hard lachen, zichzelf niet in haar herkennen. Het commerciële succes van dit type programma’s spreekt boekdelen. Niet alleen Nederland, de hele westerse wereld vind het vermakelijk iemand anders op z’n bek te zien gaan.

Selecteren, beoordelen, afwijzen en gaandeweg zorgen dat de spoeling steeds dunner wordt. Heel Nederland is jury. Als lid van de Jury ben je per definitie elite, de jury hoeft geen kritiek te vrezen. De jury hoeft ook niets anders te kunnen dan oordelen.

Sitting duck.

Voorkomen is beter dan genezen. De sport in een wereld waarin iedereen selecteert en je zelf  altijd het risico loopt om ofwel gecast ofwel afgewezen te worden doe je er wijs aan je niet te laten beoordelen. Dit door ofwel er altijd voor te zorgen dat je dominant bent naar je omgeving en koud genoeg om je niet te laten raken. Je vergroot ook je kansen als je jezelf consequent positioneert in het midden. Als je zorgt dat je niets doet of laat waar iets van gevonden kan worden ontspring je de dans, misschien. Er zijn geen garanties. Het ruimt echter wel op. Veel mensen zijn zo huiverig voor afgang dat ze de anonimiteit verkiezen boven de risico’s. De arena is daardoor het veld voor een paar sadisten, een paar masochisten en verder mensen die in ieder geval lef hebben.

Een ieder in de arena is in principe een sitting duck. De tactiek in de strijd is om in ieder geval te voorkomen dat je geraakt wordt. Enkelingen twijfelen aan deze tactiek, laten zich raken. Uit nieuwsgierigheid, morele overtuiging, twijfel of omdat ze nu eenmaal geen talent hebben voor de skills van verdediging. Toeslaan is relatief eenvoudig. Je kunt het ook volledig onbedoeld doen. Een goed geplaatste belediging of vernedering kan maar zo een ongelukje zijn. Verdedigen is moeilijk. Er zullen altijd hordes verliezers zijn en maar enkele winnaars. 

woensdag 24 november 2010

Who's afraid of Virginia Woolf? Deel II

Een onderzoekje.

How to get your free, and 100% LEGAL  insult riffle…..

De burgers van Nederland worden tegen de  staat en hun mede-burgers in bescherming genomen tegen verbaal geweld door de volgende wetten en regelgevingen.

Artikel 1 van de Nederlandse grondwet, luidt: "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan".

Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt tenietgedaan of aangetast".

[ Het woord belediging komt er niet in voor . Maar dit artikel is natuurlijk erg heet, nu. Het is de wettelijk stok waarmee je verbaal geweld als illegaal kan aanwijzen. Maar als je goed leest speelt het motief een centrale rol. Het Artikel spreekt niet over beledigen maar over “uitzonderen”. Als je een lintje spant waar b.v. homoseksuelen niet achter mogen staan, discrimineer je. Je hebt er geen woord voor hoeven zeggen. Waarschijnlijk heb je wel een bordje opgehangen. Ging je de mist in met het spannen van het lint of het ophangen van het bordje?. Anyway…]

De specifieke wetten betrekking hebbende op belediging en de strafbaarheid ervan zijn de volgende:

                Artikel 266
                1
Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.
                2
Niet als eenvoudige belediging strafbaar zijn gedragingen die ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen, en die er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit.

                Artikel 267
                De in de voorgaande artikelen van deze titel bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden  
                verhoogd, indien de belediging wordt aangedaan aan:
                1*.
het openbaar gezag, een openbaar lichaam of een openbare instelling;
                2*.
een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
                3*.
het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat.


Maar er zijn nog aanverwante narigheden die betrekking hebben op deze zaak. Een “belediging” is maar een woord, de broertjes en zusjes ervan zijn: smaad, laster, karaktermoord, vernedering.

Misschien aardig te kijken wat de woorden nu daadwerkelijk betekenen. Welk gebied in het vocabulaire landschap kaderen zij af? Waar hebben we het eigenlijk over?

Stukje verklarend woordenboek:

Een belediging: Een belediging is een krenkende uiting die iemands eer en goede naam kan aantasten.
Het ervaren van een uiting als belediging is zeer subjectief: de 'ontvanger' van de belediging moet dit als zodanig ervaren. Dat wil zeggen; een persoon moet zich gekrenkt voelen. Hierdoor is opzet aan de kant van de belediger niet vereist: men kan iemand onbedoeld beledigen. Men spreekt dan ook wel van een blunder of een faux pas. Anderzijds is het ook mogelijk dat de uiting bedoeld is om te beledigen, maar de persoon aan wie deze is gericht zich in het geheel niet beledigd voelt.
Een belediging vormt meestal een keerpunt binnen interpersonele relaties en de vorming van conflicten.  Meestal is na het hebben geuit van een belediging een normale relatie niet langer mogelijk. De beledigde partij zal uit de belediging de conclusie trekken dat met de ander 'niet te praten valt' of dat de ander 'op de persoon speelt'. Vanaf dat moment verandert de relatie van 'win-win' (samen iets bereiken) in 'win-lose' (iets bereiken ten koste van de ander) of zelfs 'lose-lose' (de ander willen beschadigen, desnoods ten koste van het eigen belang). 

Smaad: is het zwartmaken van een ander door deze in het openbaar van feiten te beschuldigen waaraan hij of zij zich schuldig zou hebben gemaakt, zonder dat wordt gehandeld uit noodzakelijke verdediging of dat te goeder trouw kon worden aangenomen dat deze feiten waar zijn en dat het algemeen belang vereiste dat de feiten naar buiten werden gebracht. Het doel is het ruïneren van de reputatie van het slachtoffer.

Laster is het zwartmaken van een ander door deze in het openbaar van zaken te beschuldigen welke onwaar zijn. Het doel is het ruïneren van de reputatie van het slachtoffer.

Vernedering is een situatie waarbij men zich door een daad van een ander of door de omstandigheden klein en minderwaardig voelt. Het vernederingsgevoel dat deze persoon hierdoor krijgt bevat ook een sterk element van schaamte. Wie zich vernederd voelt zou het liefst stilletjes wegkruipen of verdwijnen. Men spreekt ook wel van een "afgang". 
Vernedering kan ook een daad tegen de eigen persoon zijn, waarmee men overmoedigheid bij zichzelf tracht te bestrijden. In zekere zin is het dan ook een uiting van bescheidenheid.

Hypothetische conclusie 1.

Verbale geweldpleging kan strafbaar zijn maar is het zeker niet in alle gevallen. Het louter uiten van verbale agressie, ongeacht het motief en de situatie of het persoon die hier slachtoffer van wordt gemaakt in beginsel NIET stafbaar. In normaal Nederlands: je hebt het recht om wie dan ook de huid vol te schelden. Of niet zo zeer het recht maar in ieder geval geen wettelijke belemmering. Ook de gevolgen van een dergelijke daad zijn niet per definitie verzwarend. Als verbaal geweld ernstige gevolgen heeft, stel het slachtoffer maakt zich van kant, is de “dader’ daar in beginsel niet schuldig aan. Er kan pas sprake zijn van schuld als andere verzwarende factoren een rol gaan spelen.

Verzwarende factoren:
-          Belediging wordt smaad. In dit geval moet niet zo zeer de persoonlijkheid van het slachtoffer door het verbale geweld zijn gebroken maar zijn/haar goede naam, eer en reputatie. Als een omgeving, (derden), anderen hun opinie over het slachtoffer negatief bijschaven, gemotiveerd door de inhoud van de geuite belediging, kan dit gezien worden als smaad en kan de dader om die reden worden vervolgd.
-          Belediging wordt laster. In dit geval moet er al sprake zijn van smaad, De belediging heeft derden gemotiveerd tot het creëren van een negatief beeld van het slachtoffer en dit moet zijn gebaseerd op uitingen die niet waar zijn ( leugens) en de dader moet zich ervan bewust zijn geweest dat hij/zij loog.
-          Belediging heeft een discriminerende grondslag. Dan moeten de geuite belediging een relatie hebben tot ras, culturele achtergrond, geloofsovertuiging, sekse, seksuele geaardheid, politieke voorkeur of levensstijl van het slachtoffer.

Een “legale” belediging kent dus de volgende ingrediënten (?):

  1. Het is een persoonlijke uiting, louter een mening van degene die de belediging uitspreekt. De belediger spreekt niet uit hoofde van een groep op collectief.  
  2. De belediging heeft louter betrekking op de persoonlijkheid, het karakter en het gedrag van de beledigde en geen enkele relatie met diens ras, sekse, politieke voorkeur, geloofsovertuiging, culturele achtergrond of seksuele geaardheid. 
  3. De belediger uit zijn beledigingen niet in het openbaar dus louter tegen overstaan van de beledigde, bij voorkeur mondeling. 
  4. De belediger beroept zich op feiten die kloppen of op informatie waarvan hij/zij de juistheid niet kan weten of bevroeden.

Bovenstaand zijn de randvoorwaarden van toepassing tot het verrichten van een daad met uitgesproken destructieve bedoelingen die wettelijk word beschermd als zijnde een vrijheid van meningsuiting.

Als ik mijn conclusie destilleer tot de meest beknopte vorm die ik nu kan verzinnen kom ik het volgende:

Verbaal geweld toepassen met destructieve motieven, met voorbedachte rade en de opzet schade te berokkenen is eigenlijk uitsluitend legitiem als je het in een intieme context doet. Het met verbaal geweld bevechten van een groep, een idee of een beweging  is wettelijk stafbaar. Het met verbaal geweld proberen te breken van de filosofische structuur of de eigenwaarde van een ander mens is volstrekt legaal mits je het persoonlijk richt en persoonlijk houdt.

Note 1: Opmerkelijk werkterrein dat zich hier openbaart: “Hurt the ones you love”.  De kans dat je hierop wordt berispt is namelijk miniem, al dan niet onbestaand als je de bovenstaande vier uitgangspunten in acht neemt. In tegenstelling tot het verbaal aanvallen van ofwel individuen die verder van je af staan of groepen, daar zul je sneller de “fout” in gaan.

Note 2: ( de andere pool van note 1)  opmerkelijk dat juist diegenen die het meest kwetsbaar zijn voor een belediging ( ik noem ze: “de geliefden” of “ de intimie”) degenen zijn die onder de huidige wetgeving min of meer vogelvrij zijn.  Vanuit het perspectief van het slachtoffer, mocht je worden aangevallen door een vreemde, dan kun je die terecht wijzen. Degene die vlak naast je staat heeft het primaire recht je onherstelbaar te beschadigen. Laat dit uitgerekend het persoon zijn dat je als slachtoffer het meest serieus zou nemen. Een belediging van een vreemde kun je naast je neer leggen of zelfs ontwapenen omdat een vreemde niet genoeg gedetailleerde informatie heeft om zijn munitie doeltreffend te maken. Je geliefde daarin tegen weet je precies te raken waar het zeer doet. Het woord "geliefde" wordt nu misplaatst. Misschien kun je beter spreken van een "intieme vijand".

Wordt vervolgd….

maandag 22 november 2010

Who's afraid of Virginia Woolf?

Ik was een jaar of elf toen mijn stiefmoeder een grote poster ophing in haar werkkamer. Het was het beroemde en profile portret van Virginia Woolf met daarboven, in stijl, de tekst “ Who’s afraid of Virgina Woolf?”. Ik had geen flauw idee wie Virginia Woolf was.
                Haar portret sprak me aan. Ik vond haar indrukwekkend mooi. Ze was kalm maar ze had iets wilds in haar blik. Alles rond haar verschijning was ouderwets en elegant. Niets om bang voor te zijn. Maar ook wel. Ik vond het geen stomme vraag alhoewel ik niet snapte waarom niet. Ik denk dat ik er al aan gewend was dat mensen bang zijn voor vrouwen met zo’n kop. Deze vrouw was niet peilbaar.
                Ik wist niet dat ze schrijver was. Ik wist niet dat het “bang” zijn voor haar refereerde naar iets heel anders, het toneelstuk onder die titel van Edward Albee. Als dit een poster is geweest voor een uitvoering van die voorstelling is het een bijzonder trieste poster. Niet dat het een helemaal niks met het ander te maken heeft maar het ligt er gewoon niet zo dik boven op. Maar dat weet ik nu.

Ik wilde die poster ook hebben. Maar waarom? Ik mocht de poster niet hebben omdat ik geen benul had van de inhoud er achter. Ik zou koketteren met een intellectueel besef dat ik niet had of kon hebben. Ik werd er voor terecht gewezen. Ik moest eerst maar eens een boek van haar lezen, en dan die poster op mijn kamer hangen. Dit was iets voor volwassen mensen.

Wie is er nu eigenlijk bang voor Virginia Woolf? Had mijn stiefmoeder een boek van haar gelezen? Achteraf moet ik die vraag nuanceren. Had mijn stiefmoeder een boek van haar uitgelezen?
                Er was (nog) geen letter gelezen. Ik zat in mijn stiefmoeders werkkamer naar het portret te kijken als ze er niet was. Of ik zette de deur naar de kamer open zodat ik het vanaf de gang goed kon zien.

Die poster heeft er een paar maanden gehangen. Toen werd hij opgerold. Nog steeds mocht ik hem niet hebben. Het beeld bleef op mijn netvlies hangen en ook de tekst “ Who’s afraid of Virginia Woolf?” Vanwege hoe het klinkt. Ik vind het nog steeds leuk om het hardop te zeggen. De vraag is gemeen. Gemeend en gemeen. Het is pesterig, raar.

Who’s afraid of Virginia Woolf?
-          ; Kut, ik weet wel ongeveer wie dat was maar ook niet meer dan ongeveer, hoe red ik mij hier uit zonder dom te lijken?
-          ; Is dit aan absurdistische opmerking waar ik maar beter niet op kan reageren maar voor de vorm toch maar even om ga lachen?
-          ; Ja,ja, ja, Elisabeth Taylor, Richard Burton, Oscar enzo. We gaan het over films hebben… Ik weet ook nog wel een goeie obscure film te noemen die ik toevallig wel heb gezien.
-          ; Who’s afraid of red, yellow and Blue? Maar die is toch met een stenley-mes bewerkt en toen  met een verfroller gerestaureerd. Aha, ik heb een aanknopingspunt!

De vraag is een vergiet. Het betrapt degene die hem stelt alsmede degene die hem aanhoort op intellectueel snobisme.  Niets goeds kan komen van het stellen van die vraag. Dus zeg ik de woorden gewoon, zo maar, in de wereld, als ik op straat loop. Omdat ik nog steeds geniet van de klank ervan, het gevaar ervan, alle aanknopingspunten en ondertussen ook het universum van invulling die er aan is gegeven. Ik stel de vraag al ruim 15 jaar…

Who’s afraid of Virginia Woolf?

I am…

Virginia Woolf overleed in 1941. Ze vulde haar jaszakken met stenen en sprong van een brug. Ze was negenendertig. De volgende passage stond in de brief die ze voor haar echtgenoot achter liet:

Dearest, I feel certain I am going mad again....And I shan’t recover this time.....I am doing what seems the best thing to do....I can’t fight any longer....Everything has gone from me but the certainty of your goodness. I can’t go on spoiling your life any longer....I don’t think two people could have been happier than we have been. V.

Virginia Woolf kreeg haar eerste ( en feitelijk ook enige) zenuwinzinking toen ze dertien was. Tegenwoordig noemen we dat een psychose. De rest van haar leven is ze gewezen op het gevaar dat dit nog eens zou gaan gebeuren. Met zorg en liefde is ze, door haar eigen intieme kring, “kalm” gehouden. Ze had hoegenaamd: ‘een zwak gestel”, een zekere “gevoeligheid” en diende tegen zichzelf in bescherming te worden genomen. Uit het briefje blijkt, voor mij, dat ze deze opdracht heel serieus heeft genomen. Ze heeft haar best gedaan tegemoet te komen aan de verwachtingen die haar omgeving had. Maar ze kon het niet waarmaken. Ze ging zelf gebukt onder het idee dat ze het niet waar kon maken.

Postuum is haar oeuvre  precies om die reden afgebrand door Theodore Dalrymple in zijn essay: 'The Rage of Virginia Woolf' . Ze zou zich louter met haar eigen interne futiliteiten hebben bezig gehouden en elke overlapping met grote maatschappelijke thema’s zouden niet veel meer zijn dan een “wishfull thinking” van haar grote, intellectuele publiek. Mevrouw Woolf staart navel. Ik ben blij dat ze niet meer leefde om het te moeten lezen want ze zou hem met tranen in haar ogen gelijk hebben gegeven en alsnog van een brug zijn gesprongen in een uitbraak van onwaardigheidsgevoel.

Ze is naar mijn idee goed geportretteerd in “The Hours” ( Nicole Kidman die daar terecht een Oscar voor kreeg). Een vrouw die met geen mogelijkheid onder haar tijd en leven uit kon komen. Niet geslepen genoeg om een geschikt masker op te zetten en heimelijk een eigen plan te trekken, niet onnozel genoeg om haar isolement langs zich heen te kunnen laten gaan. En ergens gaat er dan iets mis. Op een dag hou je dat niet meer vol. Je kunt niets of niemand anders zijn dan jezelf.

Ik ben, in literaire zin, niet eens echt een fan van Virginia Woolf. Haar stijl is me te traag, haar wereld te droog. Maar ik kan het ook niet helpen dat ik een kind ben van mijn tijd. Ik ben bang voor Virginia Woolf. Ik ben bang voor haar lot. Ik ben bang voor die gepijnigde, verstilde blik in haar portret waarin ik een vrouw zag en nog steeds zie die ergens wil zijn waar ze niet is.

Ik ben bang dat dat proces, die behoefte, die passie, die honger, die brute wil om te leven en te ervaren, volstrekt irrelevant is voor iedereen behalve mij. Ik ben bang dat niemand zich daar in herkent. En uiteindelijk het oordeel zal worden geveld dat het mij waanzinnig maakt. De enkeling waar niemand zich mee kan identificeren is namelijk de gek. Ook als de gek tot op zekere hoogte vermakelijk is of was.  De slimme gekken worden nar, die mogen voor de koning dansen. De overigen, die fouten maken, door de mand vallen, worden op termijn in bescherming genomen tegen zichzelf en als het er op aan komt, opgeborgen. Hoe slim ben je?

Hoe “slim” ben je?

Ik kan je een gedetailleerde plattegrond overleggen, op schaal,  van elke huis waarin ik gewoond heb sinds ik drie was. Ik teken hem uit mijn hoofd en de maatvoering zal niet meer dan een halve meter afwijken van de waarheid. Ik heb in 27 verschillende huizen gewoond sinds die tijd. Daarnaast teken ik de plattegronden van zeker duizend gebouwen waar ik binnen ben geweest. In sommige gevallen is vijf minuten genoeg. Ik wijs je de weg naar Nice, op gevoel. Of naar L’oeill doux, het zachte oog, een zoetwaterbron te zuid-westen van  Perpignan, als je boven op staat zie je de zee. Ik was er een uurtje toen ik zes was en een uurtje toen 25 was. Maar ik breng je er zo naar toe.

Het is geen talent hoor. Het is gewoon. En het is niet het enige.

Ik denk bijna altijd drie dingen tegelijk. Ik voel wat ik denk, ik denk wat ik voel. Ik kan wat ik voel, op het moment dat ik het voel, analyseren en uiteenzetten. Dat heb ik mezelf aangeleerd. Maar niet in hele zinnen, met tussenwoorden, dat gaat te snel. Telegramstijl. Ik denk nooit niets. Ik voel nooit niets. Als er meer dan vier gedachtenstromen actief lopen trek ik me terug, wil ik niet meer praten. Dan word ik ook moe van mezelf.

Voelen is zien, horen, proeven. Het is er nooit niet. Alles buitelt, altijd. Er wordt altijd verzameld, gebundeld en geconcludeerd in de dingen die ervaren worden. Die “zip-drive” is een sleutel tot overleving. Mijzelf terugtrekken in een prikkelloze omgeving is volstrekt zinloos want dan neemt mijn verbeeldingskracht het over. In zekere zin is dan het hek van de dam. Als ik “ niet zo veel zinnigs” te doen heb vlieg ik weg in waarschijnlijkheden. Waarschijnlijkheden die verrot aantrekkelijk zijn en mijn brein kapen. Ik ga niet zeggen dat ik dat niet lekker vind. Ik ga niet liegen.

Ik kan mij alles voorstellen. Alles… Waar zijn je sleutels? Stel je voor waar ze zijn?

Ze hangen aan de punt van de piramide van Cheops, op een roestig haakje, te dansen in de wind en  te flikkeren in het zonlicht. Dat zie ik voor me, geen enkel probleem. Deze vraag gaat mij dus nooit en te nimmer helpen mijn sleutels te vinden.

Ik kan het niet helpen. Eerlijk waar niet. Het is nooit anders geweest. Heb jij dat niet? O. Vergeet dan alsjeblieft alles wat ik er over gezegd heb.

Ik wil niet door de mand vallen. Mijn vrijheid is me dierbaar. Dat heb ik niet meer, per onmiddellijk niet meer, als ik wordt veroordeelt. Het zijn van uitzonderlijk is een executie op zichzelf. De straf is ballingschap. De meest tergende ballingschap is in een wereld vol met mensen. Een wereld vol met mensen die er van overtuigd zijn dat jij hier niet klopt. En zo’n straf hoef je maar even te ervaren, dat schudt je nooit meer af. Ongeacht wat je doet om het te draaien, positief te maken, het te relativeren of om te zetten, wellicht in entertainment. Je blijft dansjes doen op het schavot.  En je vraagt je soms af waarom je het nog doet? Waarom omarm je niet de vogelvrij-verklaring die er al ligt? Leef als idioot en vind daar je plaats?

Helaas. Er is geen andere plaats, het zou zo lekker alles verklarend zijn  als er een UFO zou landen die mij thuis zou brengen. Maar ik ben een mens, niets anders dan een mens. Ik hoor hier en nergens anders thuis. Ik heb geen andere plaats dan deze plaats, geen andere tijd dan deze tijd. Ik zal het hier mee moeten doen. Ik ga het hiermee doen. Het is te doen…

Ik heb in mijn leven nog nooit een seconde overwogen mezelf van kant te maken. Vooralsnog is de wereld groter in “pleasure’ dan in “pain”. Het is te mooi, te waardevol en ik ben altijd nieuwsgierig naar morgen. Ik heb een dankbaar excuus gevonden.

Ik ben kunstenaar. Dat relativeert.  Ik kan me een redelijke portie waanzin veroorloven. Op dit moment ben ik zelfs de enige die de maatverhouding tussen reëel en krankzinnig bepaald. En het is een spannend scheikundig experiment. Sterker nog, ik vraag mij af….

Who’s afraid of Virginia Woolf?

Am I?



woensdag 17 november 2010

Gehonoreerd

De timing is volstrekt beroerd. De manier waarop nog erger. Mail: of ik mijn documentatie voor het archief wil aanleveren in blabla-formaat aangezien mijn aanvraag is gehonoreerd. Ik sta met kind, aardappelen en m’n jas half open dit te lezen.
                Je kunt toch niet zo maar iemand, op een verdwaalde maandagmiddag een beetje gaan lopen honoreren! Mensen…
                Ik was het vergeten. Zoals je een ondankbare minnaar op een gegeven moment wel vergeet. Moet ie niet na maanden om de hoek komen zetten met de mededeling dat ie van je houdt. Daar kun je dan namelijk niet zo veel mee. Maar de vergelijking loopt spaak. Het gaat hier om een goed gevulde zak met geld. Ik heb niet zo veel in te brengen, blijkt. Ik ben namelijk gehonoreerd.
                Vandaag een enveloppe. Ik verwachte een motivatie. Ik krijg een vieze kopie van een standaardbrief waarin staat dat de commissie na “rijp beraad” tot een positief advies is overgegaan. En vervolgens een alinea over hoe deze zak met geld in lastig te omvatten brokken op mijn rekening zal worden gezet. Ik ben namelijk gehonoreerd.

“Ga op reis”. Zeg ik tegen mezelf. Je zit er door, ga ergens met je blote billen in het zand liggen. “Ga aan het werk” zeg ik tegen mezelf. Een kul-opdracht, ik ben al aan het werk, mijn brein knarst. “Doe iets!’ zeg ik tegen mijzelf. Wat? In vredesnaam? Ik kan er niks aan doen, ik ben gehonoreerd.

En opeens ben ik wel heel erg alleen, merk ik op. Als ik in mijn eentje een fles champagne ga leegtanken ben ik straks vies dronken en vast ook huilerig. Niet zo’n zin in. Het is veel te herfst, veel te mineur voor dat soort praktijken. Bel iemand! Met welke mededeling? Dat ik een pot met goud op mijn stoep heb gevonden? Ik verwacht niet dat iemand anders daar vrolijk van wordt. Heel leuk, voor mij… alleen voor mij. Voor iemand anders is dit niet zo leuk. Ik kan het niet echt delen.

En het is geen loterij. Ik relativeer alles naar de kloten. Ik heb een werkbudget toegekend gekregen. Ik ga dus ook werken. Er is een commissie van doordenkers en zij hebben besloten dat ik als kunstenaar relevant genoeg ben om een zak geld aan te geven. Verdomme! ( na een paar glazen goedkope wijn) en wat ALS ik relevant ben, of blijk te zijn. Dan relativeer ik dat naar de kloten. Wat nu als ik geschiedenis zou kunnen schrijven? Dan doe ik dat dus stiekem lekker niet omdat ik liever de pias uithang, want dat relativeert zo lekker. En in een muts, die zichzelf vooral een muts vind, kan iedereen zich wel herkennen.

Ik zap wat. Leuk, mensen die voor schut gaan, een groezelige jongen op TV vertelt dat facebook eigenlijk gewoon fake is. Iedereen die er toe doet, zit er omheen en stelt “niks” te doen met facebook. God, wat zijn we allemaal aandachtsschuw. Wat zijn we allemaal “echt” en goed bezig. Een cabaretier die een zaal met duizend stoelen uitverkoopt beweert zichzelf helemaal niet zo relevant te vinden. Wat nu als die duizend stoelen leeg blijven? Dan piept grappenmaker wel anders. Want grappenmaker heeft ook een hypotheek. Grappenmaker kan, verstokken van populariteit en erkenning, dan piepen tot hij een ons weegt. Nobody will care. Fake-book, al die mensen die het niet nodig hebben dat hun opmerking leuk gevonden worden. Al die mensen die zichzelf al zo leuk vinden en echt, die vrienden genoeg hebben. Fuck you!

En toen viel redelijk, verstandig, gezond en wel opgevoed Nederland bij mij door de mand. Matthijs van Nieuwkerk, Claudia de Breij, Marc Marie-Huijbrechts. Opeens viel me op dat zij de cheerleaders zijn van het grote-voor-schut-zetten van de rest van de wereld. En op die manier vegen ze hun stoepje schoon. ZIJ zijn de allerleuksten van Nederland. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat iedereen leuk is, of goed of slim. Dat rechts is hun voorbehouden.

En ik denk hier opeens over na omdat ik ben gehonoreerd. Omdat ik het gevoel krijg, dat ik wellicht wat te melden heb, in welke vorm dan ook. Of lees het zo: ik ben nu toch echt officieel uitgenodigd om wat te melden.

Ik ga dit heel serieus nemen.

Stap 1: onderschat je publiek niet. Zij verdienen het meeste, het beste, het absolute van wat je te bieden hebt. Wees dus maar eerlijk en openhartig. Doe maar je stinkende best. Je bent ertoe uitgenodigd.

Stap 2: Wissel uit in gelijkwaardigheid. De schrijver schrijft, de lezer leest. Maar de relatie is op een gelijkwaardige schaal en in deze heel intiem. Iedereen die mij leest, naar mij kijkt, naar mij luistert staat recht tegenover me en is van exact dezelfde waarde als ik ben.

Stap 3: weerhoud je van valse bescheidenheid. Weet dat je als performer, ontwerper, schrijver, muzikant  aan de geef-kant van de zaak staat. Natuurlijk doe je dit omdat je het lekker vind. Maar een ieder die denkt dat het louter om aandacht gaat denk niet door. De performer is een “pleaser”. Maar niet per definitie en daarom een slecht mens. De motivatie om te uiten is niet glashard een zucht naar bevestiging. Het is een behoefte aan het realiseren van een trilling, een gemeenschappelijkheid en een gedeeld genot. De intentie is goed en het geloof er achter is uitgesproken. De performer hoopt dat ZIJN publiek elkaar de keel niet doorsnijdt. Want ZIJN publiek deelt iets, ze kijken of luisteren allemaal naar hem. Een goeie voorstelling, een goed nummer, een goed verhaal is een belofte op wereldvrede. Utopisch, misschien. Maar je kunt er in geloven.

vrijdag 12 november 2010

Het Departement van Onverrichte Zaken

‘Heel blij dat je er bent’. Hij bleef er in. Zo blij dat ik er was. De vacature was al ruim twee weken niet gevuld. Ze hadden er eerder wat aan moeten doen. Maar er was zo veel te doen. Nu met z’n tweeën op het secretariaat. Nu ja, anderhalf, was het echt niet te doen. Zo veel telefoon dat je niet meer aan je werk toe komt. En dan die stapels.
                Hij begeleide me over de statige houten trap, langs de indrukwekkende raampartijen in het trappenhuis, naar de hal op de eerste etage. Hier waren de verluchtingen op het plafond zo intens dat ik bijna niet naar de wanden durfde te kijken. Bang dat ik zo zou worden afgeleid en dat ik niet meer op tijd kon knikken naar mijn nieuwe collega. Later zou ik de schilderijen daar beter leren kennen als ik er in mijn oneindige koffiepauzes langs zou dwalen. Maar ik weet nog steeds niet wie deze edele heren en dames zijn of waren en daar ga ik nu ook niet meer achter komen.
                Onze werkruimte, het secretariaat, was daarin tegen bescheiden. Viezig heringericht eind jaren tachtig. Er stonden drie bureaus, naar elkaar toegedraaid. Het bureau dat het dichtst bij de deur stond was voor mij. Het was leeg. Er stond niet eens een pennenbakje.
                Telefoon opnemen, agenda bijhouden, brieven openmaken, inboeken, uitboeken en archiveren. En verder wat ze van je vraagt, als ze er is. De directeur-generaal was er niet. Zij zou er volgende week weer zijn, misschien. Want er komt vaak wat tussen. Ze heeft een mobiele telefoon maar die neemt ze in de regel niet op. Ze heeft  email maar die krijg ik dus binnen. Dan print je dat uit en dan leg je het voor haar klaar. Ze heeft een brievenboek.

Vlak naast mijn bureau was een deurtje. Een opmerkelijk klein deurtje aangezien de rest van de deuren in het pand bovenmatig groot leken. Dit stiekeme deurtje bracht mij in het kantoor van de directeur-generaal. En het was inderdaad nog steeds niet “directrice-generaal” maar dat zou het binnenkort wel gaan worden. Het was mijn deurtje. Ik mocht daar doorheen. Maar het werd me afgeraden het te gebruiken als ze aanwezig was. Eenmaal door het deurtje begreep ik waarom.
                Het deurtje was aan de andere kant een uitsnede in een kamerbrede wandschildering. Iedereen, onbekend met de ruimte,  zou zich kapot schrikken als de muur opeens open zou gaan en ik daar in mijn onhandige tweed mantelpakje met koffie binnen zou tippelen. Het deurtje was in het canvas gesneden precies op het lichaam van een levensgrote vrouw die er op was geschilderd. Als het deurtje open stond bleef haar neus achter. Haar lichaam, ze stond een beetje onhandig met haar elleboog op een sokkel geleund,  schreed dan heel spookachtig de ruimte in met het kieren van de deur. Alsof ze uit het tafereel naar voren kwam om wraak te nemen voor het een of ander.
                Ik wist dit omdat ik Didier, mijn collega, later eens heb gevraagd het deurtje voor me te openen. Ik wist nota bene wat ik moest verwachten maar mijn nekharen gingen alsnog overeind staan toen de dame zich naar me toe bewoog. Als de directeur-generaal er was en eventueel bezoek ontving, plakte ik een post-it op mijn kant van het deurtje. Daar had ik met een dikke stift “ NU NIET!” op geschreven.
                In de tijd dat ik op het departement werkte heb ik de directeur-generaal vier keer gezien. Ik was haar persoonlijk secretaresse maar ik ben niet noemenswaardig met haar bezig geweest en zij ook niet met mij. Dat ze, ook de vierde keer nog, met klanken en variaties op klanken aan het spoken was om mijn naam goed te krijgen vond ik irritant of, in ieder geval onnodig. Ik wist wel hoe zij heette.

Weet wel, mijn leven hing min of meer af van dit baantje. Ik had in mijn eigenwijsheid een veelbelovende kunstenstudie verlaten en nu was ik platzak als nooit te voren. Ik moest iets gaan doen wat ik tot dusver redelijk heb weten te omzeilen. Ik moest werken voor de kost. Met die conclusie kwam een tweede conclusie. Ik besefte me dat ik feitelijk niet zo veel kon. Dat wil zeggen, niets concreets.   
                De eerste twee uitzendbureaus die ik bezocht wilden mij niet eens inschrijven omdat ik de blunder had gemaakt om eerlijk te zijn over mijn achtergrond en ervaring.  ’S Middags was ik onverrichte zaken weer thuis. Ik at mijn laatste boterham en geneerde me. Ik voelde me dom. Wijn had ik nog wel dus die dronk ik. Half aangeschoten raakte ik opeens geïnspireerd door alles wat ik die ochtend had gehoord. De opgeruimde dames van het uitzendbureau waren namelijk wel zo vriendelijk geweest me haarfijn uit te leggen welk “type” ze wel aan werk zouden kunnen helpen. Dus transformeerde ik mijzelf in dat type.
                 Ik verzon naar hartenlust bedrijven en functies die ik zou hebben uitgevoerd. Opeens was ik “ managers-assistent” geweest en eigenlijk ook al “beleids-adviseur”. Want ik vertel soms wel eens iemand wat ik denk dat hij of zij moet doen. En het gebeurt wel eens dat mijn raad ter harte wordt genomen. Dus…
                 De volgende dag vond ik het allemaal onzinnig, oplichterij, eigenlijk. Dus ik liet het liggen. Maar de huur moest betaald worden. Achtervang had ik niet. Nood breekt wet en ik besloot dat het onzalige plan van bluf en bedrog het meest kansrijke was tot nu toe.
                Ik ging bij een vriendin langs om mezelf een garderobe aan te meten voor succes. Zij was ietwat uitgedijt dus ik kon prima in haar oude kleren. Vriendin studeerde rechten en was bekend met het mode-idioom wat ik voor ogen had. Ik scoorde een leuke set flets gekleurde items van goede snit en een tweed mantelpakje. De volgende maandag om negen uur zat ik bij het volgende uitzendbureau en hier schoot ik in de roos. Ze had wel iets voor me.

Toen ging het lekker. Totdat ik oog in oog stond met een computer. Toen stond het stil.
                Nu had ik er in mijn gefabriceerde c.v. kunstig omheen gedraaid  maar ik had zo’n ding feitelijk nog nooit aangeraakt.  Ik had ook geen plan, geen strategie die mij hier uit zou gaan redden. Ik keek naar de slapende machine en bedacht me dat ik niet moest schrikken als ik over toen minuten weer buiten stond. Maar je kunt het proberen…                      
                Ik ging achter mijn bureau zitten en deed een variatie op niets. Ik wachtte tot Didier weg  was zodat ik kon gaan zoeken naar een aanknopingspunt. Waar was DE computer? Ik had een beeldbuis gevonden en de toetsen maar nu zocht ik naar een knop om het kreng aan te zetten en die kon ik niet vinden. Ik trok de lades open van mijn bureau. Ik keek achter mij, voelde onder  de rand van de beeldbuis waar ik een schijfje vond dat wel wat deed als ik er aan draaide maar niet genoeg. Ik vrees dat ik zelfs het toetsenbord heb omgedraaid. Uiteindelijk trof ik een ding onder het bureau dat nog het meest leek op een koelbox. Ik controleerde de route van de draadjes en verzekerde mezelf ervan dat dit het gezochte apparaat moest zijn.  Ik verzon ondetussen een smoes die mijn “billen boven”-houding kon verklaren mocht ik betrapt worden.
                Het ding had één knop. Die drukte ik in en tot mijn grote opluchting hoorde ik het ding ronken. Maar daarmee was ik er nog niet.
                Er verscheen tekst in beeld. Er waren vragen. In het Engels. Ik las het apparaat als een boek. Regel voor regel. Dat was dan mijn eerste code. Het was prettig dat bij de relevante vragen ook genoteerd stond hoe antwoord te geven. “Start MS DOS: press enter”. Druk. Bliep. Zucht.

Ik leerde die ochtend de onmetelijke waarde van de gesloten mond. Het is tegen mijn natuur maar het heeft beslist mijn huid gered die dag. Ik had namelijk allerlei smoezen kunnen verzinnen die het aannemelijk zouden maken dat ik het apparaat niet beheerste c.q. dat ik eigenlijk helemaal niks kon. Maar dat hoefde ik niet te doen. Dat werd voor mij gedaan, zo ontdekte ik.
                Didier nam op een ongedwongen manier de regie. Inderdaad, het was lastig de tekstverwerker te gebruiken want ze waren onlangs op een nieuw systeem overgestapt ( Word!) en hij zelf snapte er ook niks meer van. Dat met die vensters enzo, het is even wennen. En je mist het onderwater-scherm. Ik had willen vragen wat een onderwater-scherm dan is maar de strategie van de gesloten mond leert vooral niet auditief te worden, nergens over. Hij legde uit, ik luisterde toe en iedereen was tevreden. Het enige instrument waar ik geen interne privé-cursus voor  gevolgd heb is de prullenbak.

Na een week was ik niet bang meer. Ik vierde op vrijdagavond “niet-door-de-mand-gevallen-dag”  van geleend geld en voelde me het hele weekend uitermate succesvol.

De week daarop begon ik weer broeken te dragen want dat deed iedereen daar. Ik was verlost van de immer jeukende vleeskleurige panty’s en ik had opgebiecht dat ik een artistieke achtergrond had wat mijn collega’s machtig interessant vonden. Ik ging aan het werk. Nu ik zo ver was gekomen wilde ik het ook goed doen. Ik ontwikkelde zowaar wat ambities. Er was niet veel te doen die eerste weken maar er zijn altijd stapels.

Naast mijn eigen bureau drie keer een meter. Bij het behalen van een meter was het zaak een nieuwe stapel te beginnen want op een gegeven moment glijden ze uit elkaar.  Een dossier-gletcher was zo opgeruimd maar ik merkte dat mijn collega’s altijd een beetje verdrietig werden als het toch gebeurde. Dus ik stortte mij op de stapels en archiveerde als een bezetene.
                Op dinsdag had ik in zeven uur tijd een volle meter weggewerkt en ik voelde me raar. Onder invloed. Ik had moeite woorden nog als eenheden te zien of horen. Alles was voor mij een letter geworden in het stramien van het alfabet.  Op woensdag kwam ik niet verder dan driekwart meter en werd ik zelf ook verdrietig. Er hadden zich in de tussentijd twee nieuwe stapels ontwikkeld. Op donderdag werd ik vaderlijk toegesproken door Didier die mij ervan verzekerde dat ik dit niet langer moest willen. Maar mijn inzet was gezien en op prijs gesteld. Op vrijdag was mijn eerste salaris binnen maar kon ik geen thema voor het slotfeest van die week verzinnen. Ik keek om me heen in de kroeg en begluurde mijn  lotgenoten. Jasje uit, dasje los, tevreden aan de toog gehangen. Die zaterdag kocht ik wat eigen succeskleren en overtuigde ik mezelf van de nut en noodzaak van dit project.

 “ Weet je wat het met jou is” zei een vriendinnetje van me. Ze keek me een beetje scheel aan. “ jij bent gewoon met een gouden lepel in je bek geboren”.  Ze  wilde niet impliceren dat ze vond dat ik verwend was. Beslist niet. Maar als ik een baljurk aantrek en beweer de kroonprinses van Kamtjatka te zijn dan gelooft iedereen dat, zei ze. Ik voelde me gecomplimenteerd maar herinnerde zowel haar als mijzelf er aan dat Kamtjatka  een land is op een Riskbord.

Ik bleef genieten van het gebouw. De prachtige laan waar het aan was gelegen. Het was herfst en ik schopte de gele bladeren voor me uit als ik naar mijn werk wandelde. Ik had een eigen sleutel gekregen waarmee ik de massieve, donkergroene voordeur open kon maken. Dan trippelde ik door de marmeren hal, de paleistrap op en pas als ik op het secretariaat arriveerde was ik niet langer in de wereld van Louis Couperus. Totdat ik de kamer van de Directeur-generaal betrad. Daar rook het ook naar Louis Couperus. Althans,ik kon me voorstellen dat de man zo muf zoet moet hebben geroken. De geur van een verschrompelde dandy.
                Nu stond haar notenhouten bureau wat verweesd in de ruimte. Achter het bureau een nieuwe leren bureaustoel die niet in het plaatje paste. Maar deze was er vanwege de Arbo. Verzekeringstechnisch was het niet meer opportuun om op antiek te zitten. Langs de vorstelijke raampartijen lagen haar stapels opgesteld. Niet alleen dossiermappen maar ook veel boeken die wat lager gestapeld werden omdat deze eerder in gletcher-modus schieten. Hier mocht ik niet aankomen. Dat deed ik ook niet. Het bureau moest op haar nadrukkelijke verzoek leeg blijven. Als er wat belangrijks was kon ik het op haar stoel leggen. Maar daar gleed het vanaf. Dus was er een stapel links en rechts van de stoel ontstaan. Op chronologische volgorde, eerst rechts, dan links met de laatste vijf dingen toch nog op de stoel.
               
Nu was in die tijd email nog niet voorzien van uitroeptekens. Maar op termijn werd mij duidelijk dat mensen heel creatief kunnen zijn in het aangeven en onderstrepen van prioriteit. Na een aantal weken had ik een paar schrijnende gevallen die me toch aan het hart gingen.  Zeer serieus te nemen professionals van over de hele wereld die echt niet meer wisten wat te doen. En ik wist het ook niet.  Ik had gebeld, het brievenboek zat vol, de prints lagen stof te vangen op haar bureaustoel. Ik werd bloednerveus van de situatie. Mijn collega’s zwegen.

Toen ze naar verwachting eindelijk op een woensdagmiddag arriveerde stond ik als een lakei klaar de tien meest schrijnende gevallen in mijn opengevouwen handen.
                Mevrouw ( doctor) Directeur-Generaal was zelf niet veel hoger dan de stapels in haar kantoor. Ik heb haar eigenlijk nooit gezien zonder haar enorme leren tas die altijd zo vol zat dat ze hem niet dicht kreeg. De directeur-generaal zeulde meer dan een gemiddelde brugger doet.
                Ze keek me kort aan, griste de stapel uit mijn handen en wenkte me mee te lopen, haar kamer in. Daar plofte ze neer in de overmaatse bureaustoel, wierp met haar tas de stapel links omver en verdeelde mijn velletjes haastig in twee stapeltjes. “Goed” zei ze. “ Ik snap dat je niet zo ingevoerd bent in de materie als Manon dat is. (Note: dit was de dame die ik wegens een zwangerschapsverlof verving) Maar dit zijn toch dingen waarvan ik vind dat je het zo langzamerhand zelf moet kunnen oplossen. “

Ze was ze binnen tien minuten weer vertrokken wat mij de rest van de middag de gelegenheid gaf om te achterhalen wat ze nu precies bedoelde en wat ze van mij verwachtte. Gekapitteld als ik was en pissig daarom, analyseerde ik de zeven van de tien zaken die ik retour had gekregen.

De eerste moest ik af zien te poeieren door deze man door te verwijzen naar een ander loket dat hem t.z.t. wel weer naar ons zou doorverwijzen. De tweede moest ik gaan uitleggen dat wij niet het juiste instituut zijn om een dergelijke vraag aan te stellen. De derde kon ik waarschijnlijk wel even kwijt op een bureau een etage hoger omdat er een aantal steekwoorden in de tekst stonden die een summiere overlapping hadden met wat daar werd gedaan. De vierde zou vanzelf ophouden met mailen omdat de deadline voor zijn vraag overmorgen zou verstrijken en daarmee was de kous dan af. En zo produceerde ik voor elke zaak een passend antwoord.
                Om half zes precies deed ik de computer uit, trok ik mijn jas aan en de deur achter mij dicht.

Op vrijdagmiddag was er een borrel. Ik weet me niet meer te herinneren ter ere van wat of wie. We kletsten wat. Over ieders poezen, kinderen, de voor en de nadelen van een tweede hands auto, wat er nu juist zo onhandig is aan een nieuwbouwhuis. Vakantieplannen, leuke sjaals, hoe donkerrode lippenstift zelden goed staat bij blonde vrouwen en dat je maar moeilijk toekomt aan het lezen van een goed boek als je drie Sint Bernardshonden hebt.
                Het duizelde me. Een frase die steeds vaker terug kwam naarmate ik meer wijn in mezelf goot was “ genoeg ingevoerd in de materie”.  Toen ik mijzelf langs de kaal geworden kastanjes naar huis slingerde begon ik allerlei antwoorden te geven op vragen die ik mezelf nog niet eens had gesteld.
                Genoeg ingevoerd in de materie om te weten dat er best wel wat van afhangt. Nee, er zullen geen doden vallen. Maar voor hetzelfde geld was mail nummer drie een verzoek om een donatie voor een cholera-kliniek die er dus niet zou komen. Driehonderd dooie kinderen, archiveer ik dat bij de K van kinderen, de D van dooie of vooraan bij de 3 van driehonderd of toch de D omdat driehonderd dooien toch wel bij de D lijken te horen? En als alles prima gaat zoals het gaat, ongelezen, uitgeprint en opgeborgen;  zal ik de printer dan direct op de prullenbak monteren? Als een probleem niet mijn probleem is, is het dan wel een probleem? Ik heb in principe niet zo veel problemen.
                 In mijn fantasie passeer ik een jongetje dat ik van de basisschool kende dat mij eens met een vinger op mijn borst had gedrukt en siste dat ik een irritant strebertje was. Nu vond ik dat hij gelijk had. Ik was al twee weken tot op het bot beledigd en je moet wel een strebertje zijn om dat zo lang vol te houden . Ik was snel thuis.

In mijn laatste week telde ik de dagen af. Ik nam uitvoerig afscheid van de portretten in de hal en van de dame op de deur. Ik ontruimde mijn bureau . Ik droeg er zorg toe dat alle post-its, pennen, paperclips en tipex-potjes die ik had verzameld waren verwijderd. De rechtmatige eigenaresse van het bureau was namelijk al even langs geweest en vond dat ik er een beetje een “kermis” van had gemaakt. Ik had ondertussen geleerd de opdracht uit zo’n opmerking te filteren. Op mijn allerlaatste werkdag stond er een buitenproportioneel grote bos bloemen op mijn nu lege bureau. Mevrouw de Directeur-generaal was er niet maar de rest van het kantoor was uitgelopen om met me te borrelen. De centrale vraag was wat ik nu zou gaan doen. Pipi was namelijk nog steeds op reis door Toekatoeka-land en de spannende avonturen of de belofte er op zouden worden gemist. Ik wist niet wat ik zou gaan doen. Ik knuffelde, bedankte en bevestigde alles en iedereen en voelde me weergaloos bevrijd toen ik de groene deur achter me dicht trok wetende dat ik de sleutel van die deur niet meer had.

Het hele gebouw had op dat moment in de drassige grond weg kunnen zakken. De aangrenzende panden zouden stilletjes naar elkaar toe zijn geslopen om hun kale muren tegen elkaar aan te schurken en niemand zou dit ene huisnummer hebben gemist op de vorstelijke laan met zijn vorstelijke bomen.

De volgende maandag trad ik aan bij een groothandel in Tl-armaturen. Ik kon kiezen uit drie verschillende klussen en koos deze omdat ik zeker wist dat Tl-armaturen me geen bal interesseren. 

donderdag 11 november 2010

Waarom normale mensen dat wel/niet doen.

1.Omdat normale mensen weten dat, wanneer je een lange regenjas aantrekt als het stormt, en vervolgens op de fiets stapt, je dus naar de Albert Hein zeilt en niet fietst.

2. Omdat normale mensen weten dat, wanneer je het randje achter de WC vol stapelt met spulletjes er een dag komt die berg lawine wil worden en via je rug, de pot bereikt en dat je dan moet gaan vissen. 

3. Omdat normale mensen keuzes maken omtrent welke kruiden er in de gehaktballen gaan. Dat hangt dus niet af van welk potje toevallig kukelt als je het keukenkastje open trekt. Alhoewel normale mensen pas in aanraking komen met "kaneelballetjes" als het recept in de allerhande staat.

 4. Omdat normale mensen dingen na elkaar doen en niet tegelijkertijd. Met die methodiek kan het niet meer voorkomen dat je op een moment van onnadenkendheid wasverzachter in je haar smeert omdat je een "voetwasje' onder de douche aan het stampen bent terwijl je ondertussen ook je tanden en de tegels poetst alwaar andere vergissingen zo gemaakt zijn.

woensdag 10 november 2010

Pienter

Mijn kind is bovenmatig snugger. Ik schep niet op. Vandaag is het niet leuk. Mijn kind voelt zich een freak. Is anders dan anderen. Gefrustreerd. Alles is niet eerlijk. Wij ( zijn ouders), zij ( de wereld) is er op uit om het af te remmen, om hem te blokkeren. Mijn zoon is Calimero. Bloedlink en goed woest! Dat was Calimero dan weer niet. Maar die kiddo van mij is de strijd aangegaan. Hij wordt Ninja,  als hij later groot is, dan kan hij alles en iedereen verslaan.

Ik heb me in hem vergist. Ik heb hem onderschat. En dat doe ik waarschijnlijk nog steeds. Ik loop altijd twee stappen achter. Wat hij nog niet door heeft, want daar is hij echt nog te klein voor: hem begrijpen is niet hetzelfde als hem de sleutel van het huis geven, m’n portomonnee en hem z’n goddelijke gang laten gaan. Hij is net vier. Hij vraagt zich af waarom dat geen optie is. Hij probeert hierover te onderhandelen maar voelt aan z’n water dat het een non-onderwerp is. Hij kent mij beter dan ik hem.

Mijn zoon stelt zich aan als een baby. Likt aan dingen. Doet dingen die bizar zijn, stom. Zijn ogen zijn leeg als hij dat doet. Ik moet tegen hem schreeuwen als een bootwerker. Dan kijkt hij op en bemerkt dat zijn moeder hem ontbiedt. De wereld die er is, boeit maar half. De wereld die je zelf kunt maken, in je hoofd, is beter, vetter, Rock & Roll. Zijn juf maakt zich zorgen. Ik begin me nu ook zorgen te maken.

Ik voel iets van binnen waar ik geen pasklaar antwoord op heb. Grote krachten die elkaar raken maar zich niet met elkaar kunnen vereenzelvigen. De uitzondering en de maat.

Ik fiets niet hard genoeg. Mama, harder! Maar ik kan niet harder. Ik puf en hijg, trap en zweet. Schat, dit is echt topspeed. Niet onder de indruk…

Ik ben niet hoogbegaafd. Ik ben rete-slim. Geworden… Ik was pienter, vroeger op school, onbegrepen en ook best boos. Ik kan staven dat ik niet het maximale uit mijn opleiding heb gekregen. Maar dat zou ook best aan mijzelf kunnen liggen. Mijn ouders waren niet met mij bezig maar dat was normaal in de jaren tachtig. Ik vond er geen zak aan, dat kind zijn. Dat werd beter toen ik ouder werd. Maar het is geen maat. Ik ben nu DE ouder. Ik wil dat hij wel lol kan hebben in het zijn van klein.
                Maar ik heb alleen maar aanknopingspunten daar waar het er niet toe doet. Ik ben ook gefrustreerd. Vaak en veel. Daar heb ik mee leren leven. Dus, dacht ik, daar moet je mee leren leven. Tot een prof je verteld dat het voor een kind van vier niet normaal is zo witheet te zijn, zo vaak en zo verrot goed gemotiveerd. In principe zou hij nu van voren niet moeten weten dat hij van achteren leeft. Hij zou onnozel moeten zijn en happy. Maar mijn zoon is niet onnozel. Erger nog: niet happy.

Zo klein…ook nog.

Ik kwam vandaag thuis van de voortgangsbespreking. Had het al summier met zijn vader besproken. Te summier. Voel een dringende behoefte de koppen bij elkaar te steken maar voelde ook dat ik weinig sjoege kreeg. We zijn nog niet zo lang gescheiden. Hij refereerde het liever daar aan. En dat pik ik niet, aldus spraken mijn denkbeeldige kloten. We zijn al bijna een jaar uit elkaar. Rust, reinheid en regelmaat is gevonden in het nieuwe systeem. We houden allebei van hem, voeden hem met liefde op, staan niet onaardig ten opzichte van elkaar.
                Dit is niet mijn schuld. Er is hier geen schuld. En je gaat dit ook niet op die manier verkopen, lul; zeg ik hardop. Niet in de laatste plaats omdat ons kind daar niks mee opschiet. Dit gaat niet over ons, dit gaat over hem.

Ik weet niet wat ik moet doen. Er is geen plan. Er is niet eens een ideetje, een aanzet, een opzet. De wereld is weerbarstig en veeleisend. Hij zal moeten meedraaien in het gebeuren. Op school, thuis. Al pas je niet binnen de norm, je zult er in moeten zwemmen als een vis in het water. Dat heb ik ook moeten doen. Dat moet ik nog steeds. Maar waarom sommeer ik hem zich neer te leggen bij een norm terwijl ik zelf elke dag nog bezig ben met mijn eigen strijd er tegen? Calimero heeft een steekhoudend punt.

Hij is net vier en hij heeft het geflikt. Hij heeft me ingehaald. Ik heb hier niet van terug, kiddo. Want godverdegodver, je hebt WEL gelijk!


Lieve jongen,

Ik ga je nu wat dingen zeggen die je met geen mogelijkheid kunt begrijpen. Ik doe m’n stinkende best. Dat weet je.

Jij bent het uitzonderlijke product van twee uitzonderlijke mensen. Jouw uitzonderlijkheid was besteld. Je moeder is een freak, je vader is dat ook. Daar heb ik hem op gecast. Ik zou nooit een kind hebben gekregen van iemand die ik niet uitzonderlijk zou hebben gevonden. Sterker nog, briljant. Je vader is briljant.
                Jij bent het kind dat is geboren uit twee complexe mensen. Twee mensen die ieder voor zich tot aan hun laatste snik zullen worstelen om hun plaats in het hier en nu te realiseren. Jij bent getuige van die worstelingen. De gezondheid daarvan is relatief. De pijn in dat proces is uitgesproken. En jij weet nu al dat je ouders lastig te doorgronden zijn. Zowel voor jezelf als voor de wereld om je heen. En ik zie je nu al kijken en jezelf afvragen wat dit over jou zegt. Inderdaad, in het kwadraat.
                De optelsom hier is niet dat  één en één twee maakt. In dit geval komt er zo veel in jou samen dat ik het niet kan overzien. Je mag mij en je vader het t.z.t. best verwijten dat we jou op de wereld hebben gezet. Maar ik schaam me er niet voor. Ik geloof in jou. Ik geloof in jou en daarom heb ik je gemaakt, heb ik je gedragen en ben je geboren. En geloof het of niet, ik heb je al gezien lang voordat je geboren was.

Je bent uitzonderlijk. Je bent één in een miljoen. Je bent dusdanig overladen met potentie en vaardigheden dat je er zelf niet goed van wordt. Ik kan niet voorkomen dat dat binnenkort officieel wordt. Dan ben je nog geen vijf maar een rechtmatige uitzondering op de regel, een freak. En dat je daarvan gaat stampvoeten breekt mijn hart maar het bevestigd mijn trots. Je bent zo gemaakt en geboren. Je kunt het aan!

Ik ga je helpen. Je vader gaat je helpen. We kunnen je niet helemaal naar het einde van de weg brengen. Maar als ik nu beloof je niet te onderschatten, wil je dan mij beloven MIJ niet te onderschatten? Je moet namelijk nog een hoop leren en veel van die dingen te leren zul je van mij moeten leren. Ik ben namelijk niet gek. Ik ben ook geen “looser”. Ik doe het best aardig in de slangenkuil van het bestaan.

Ik weet dat je prangende vragen hebt. Vragen waar antwoorden op zijn die ik niet in kindertaal kan omzetten. Ik hoop dat je soms, als je naast me ligt te worstelen met jezelf, het idee opvat om die vragen inderdaad een paar jaartjes te laten rusten. Dat ruimt namelijk op, voorlopig. Ik durf best te beloven dat geen enkele vraag die je nu hebt onbeantwoord zal blijven. Zoals je zelf al had ontdekt, alles is rond.

En al zou ik er zelf niet zijn om het je persoonlijk allemaal uit de doeken te doen. Vergeet niet dat je verdacht veel op mij lijkt, je eigen redenering, eenmaal volwassen, zal, naar mijn verwachting, bij benadering overeen komen met die van mij. En zo moeilijk zal het allemaal niet zijn, als je straks 25 bent. Want dan ben jij als adolescent zoveel meer uitgemeten, gebalanceerd en geïnformeerd dan ik was in die tijd.

Voor nu rest mij niets dan als een malle achter jouw feiten aan te lopen. Je houdt van me, dat weet ik, dat voel ik. Ik ben je ook heel dankbaar voor die liefde. Ik wil dat je gelukkig bent, dat je het leven kunt vieren. De capaciteit om dat te doen zit in je. Het is ook beslist niet zo dat die nu weg is. We kunnen toch ook veel lachen?

Lach maar, schat! Om je lijpe ouders, om je rare zelf. Die pias in jou, die brede grijns is geweldig. Blunder waar je kunt. Al die mensen die het niet begrijpen vallen bleekjes weg bij de paar die met ons mee kunnen lachen. En vergeet niet dat wie uitzonderlijk is ook uitzonderlijk treft. Jij kunt wel de tovenaars zien in de mensen, je vist ze er feilloos uit.

Ik laat het lekker aan vreemden om te zeggen “jij komt er wel”. Ik heb mezelf altijd geweldig gestoord aan die opmerking. Je komt er helemaal niet vanzelf. Je hebt je vader en mij hard nodig. Maar kijk over je schouder als je hem weer eens bent gepeerd, daar, dat stipje, daar aan de horizon ergens, dat ben ik. En ik heb je nog steeds in de smiezen, ventje! En met alles wat ik waard ben zal ik dat zo lang mogelijk vol proberen te houden.

Liefs, je moeder.