De timing is volstrekt beroerd. De manier waarop nog erger. Mail: of ik mijn documentatie voor het archief wil aanleveren in blabla-formaat aangezien mijn aanvraag is gehonoreerd. Ik sta met kind, aardappelen en m’n jas half open dit te lezen.
Je kunt toch niet zo maar iemand, op een verdwaalde maandagmiddag een beetje gaan lopen honoreren! Mensen…
Ik was het vergeten. Zoals je een ondankbare minnaar op een gegeven moment wel vergeet. Moet ie niet na maanden om de hoek komen zetten met de mededeling dat ie van je houdt. Daar kun je dan namelijk niet zo veel mee. Maar de vergelijking loopt spaak. Het gaat hier om een goed gevulde zak met geld. Ik heb niet zo veel in te brengen, blijkt. Ik ben namelijk gehonoreerd.
Vandaag een enveloppe. Ik verwachte een motivatie. Ik krijg een vieze kopie van een standaardbrief waarin staat dat de commissie na “rijp beraad” tot een positief advies is overgegaan. En vervolgens een alinea over hoe deze zak met geld in lastig te omvatten brokken op mijn rekening zal worden gezet. Ik ben namelijk gehonoreerd.
“Ga op reis”. Zeg ik tegen mezelf. Je zit er door, ga ergens met je blote billen in het zand liggen. “Ga aan het werk” zeg ik tegen mezelf. Een kul-opdracht, ik ben al aan het werk, mijn brein knarst. “Doe iets!’ zeg ik tegen mijzelf. Wat? In vredesnaam? Ik kan er niks aan doen, ik ben gehonoreerd.
En opeens ben ik wel heel erg alleen, merk ik op. Als ik in mijn eentje een fles champagne ga leegtanken ben ik straks vies dronken en vast ook huilerig. Niet zo’n zin in. Het is veel te herfst, veel te mineur voor dat soort praktijken. Bel iemand! Met welke mededeling? Dat ik een pot met goud op mijn stoep heb gevonden? Ik verwacht niet dat iemand anders daar vrolijk van wordt. Heel leuk, voor mij… alleen voor mij. Voor iemand anders is dit niet zo leuk. Ik kan het niet echt delen.
En het is geen loterij. Ik relativeer alles naar de kloten. Ik heb een werkbudget toegekend gekregen. Ik ga dus ook werken. Er is een commissie van doordenkers en zij hebben besloten dat ik als kunstenaar relevant genoeg ben om een zak geld aan te geven. Verdomme! ( na een paar glazen goedkope wijn) en wat ALS ik relevant ben, of blijk te zijn. Dan relativeer ik dat naar de kloten. Wat nu als ik geschiedenis zou kunnen schrijven? Dan doe ik dat dus stiekem lekker niet omdat ik liever de pias uithang, want dat relativeert zo lekker. En in een muts, die zichzelf vooral een muts vind, kan iedereen zich wel herkennen.
Ik zap wat. Leuk, mensen die voor schut gaan, een groezelige jongen op TV vertelt dat facebook eigenlijk gewoon fake is. Iedereen die er toe doet, zit er omheen en stelt “niks” te doen met facebook. God, wat zijn we allemaal aandachtsschuw. Wat zijn we allemaal “echt” en goed bezig. Een cabaretier die een zaal met duizend stoelen uitverkoopt beweert zichzelf helemaal niet zo relevant te vinden. Wat nu als die duizend stoelen leeg blijven? Dan piept grappenmaker wel anders. Want grappenmaker heeft ook een hypotheek. Grappenmaker kan, verstokken van populariteit en erkenning, dan piepen tot hij een ons weegt. Nobody will care. Fake-book, al die mensen die het niet nodig hebben dat hun opmerking leuk gevonden worden. Al die mensen die zichzelf al zo leuk vinden en echt, die vrienden genoeg hebben. Fuck you!
En toen viel redelijk, verstandig, gezond en wel opgevoed Nederland bij mij door de mand. Matthijs van Nieuwkerk, Claudia de Breij, Marc Marie-Huijbrechts. Opeens viel me op dat zij de cheerleaders zijn van het grote-voor-schut-zetten van de rest van de wereld. En op die manier vegen ze hun stoepje schoon. ZIJ zijn de allerleuksten van Nederland. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat iedereen leuk is, of goed of slim. Dat rechts is hun voorbehouden.
En ik denk hier opeens over na omdat ik ben gehonoreerd. Omdat ik het gevoel krijg, dat ik wellicht wat te melden heb, in welke vorm dan ook. Of lees het zo: ik ben nu toch echt officieel uitgenodigd om wat te melden.
Ik ga dit heel serieus nemen.
Stap 1: onderschat je publiek niet. Zij verdienen het meeste, het beste, het absolute van wat je te bieden hebt. Wees dus maar eerlijk en openhartig. Doe maar je stinkende best. Je bent ertoe uitgenodigd.
Stap 2: Wissel uit in gelijkwaardigheid. De schrijver schrijft, de lezer leest. Maar de relatie is op een gelijkwaardige schaal en in deze heel intiem. Iedereen die mij leest, naar mij kijkt, naar mij luistert staat recht tegenover me en is van exact dezelfde waarde als ik ben.
Stap 3: weerhoud je van valse bescheidenheid. Weet dat je als performer, ontwerper, schrijver, muzikant aan de geef-kant van de zaak staat. Natuurlijk doe je dit omdat je het lekker vind. Maar een ieder die denkt dat het louter om aandacht gaat denk niet door. De performer is een “pleaser”. Maar niet per definitie en daarom een slecht mens. De motivatie om te uiten is niet glashard een zucht naar bevestiging. Het is een behoefte aan het realiseren van een trilling, een gemeenschappelijkheid en een gedeeld genot. De intentie is goed en het geloof er achter is uitgesproken. De performer hoopt dat ZIJN publiek elkaar de keel niet doorsnijdt. Want ZIJN publiek deelt iets, ze kijken of luisteren allemaal naar hem. Een goeie voorstelling, een goed nummer, een goed verhaal is een belofte op wereldvrede. Utopisch, misschien. Maar je kunt er in geloven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten