blue dino

blue dino

maandag 22 november 2010

Who's afraid of Virginia Woolf?

Ik was een jaar of elf toen mijn stiefmoeder een grote poster ophing in haar werkkamer. Het was het beroemde en profile portret van Virginia Woolf met daarboven, in stijl, de tekst “ Who’s afraid of Virgina Woolf?”. Ik had geen flauw idee wie Virginia Woolf was.
                Haar portret sprak me aan. Ik vond haar indrukwekkend mooi. Ze was kalm maar ze had iets wilds in haar blik. Alles rond haar verschijning was ouderwets en elegant. Niets om bang voor te zijn. Maar ook wel. Ik vond het geen stomme vraag alhoewel ik niet snapte waarom niet. Ik denk dat ik er al aan gewend was dat mensen bang zijn voor vrouwen met zo’n kop. Deze vrouw was niet peilbaar.
                Ik wist niet dat ze schrijver was. Ik wist niet dat het “bang” zijn voor haar refereerde naar iets heel anders, het toneelstuk onder die titel van Edward Albee. Als dit een poster is geweest voor een uitvoering van die voorstelling is het een bijzonder trieste poster. Niet dat het een helemaal niks met het ander te maken heeft maar het ligt er gewoon niet zo dik boven op. Maar dat weet ik nu.

Ik wilde die poster ook hebben. Maar waarom? Ik mocht de poster niet hebben omdat ik geen benul had van de inhoud er achter. Ik zou koketteren met een intellectueel besef dat ik niet had of kon hebben. Ik werd er voor terecht gewezen. Ik moest eerst maar eens een boek van haar lezen, en dan die poster op mijn kamer hangen. Dit was iets voor volwassen mensen.

Wie is er nu eigenlijk bang voor Virginia Woolf? Had mijn stiefmoeder een boek van haar gelezen? Achteraf moet ik die vraag nuanceren. Had mijn stiefmoeder een boek van haar uitgelezen?
                Er was (nog) geen letter gelezen. Ik zat in mijn stiefmoeders werkkamer naar het portret te kijken als ze er niet was. Of ik zette de deur naar de kamer open zodat ik het vanaf de gang goed kon zien.

Die poster heeft er een paar maanden gehangen. Toen werd hij opgerold. Nog steeds mocht ik hem niet hebben. Het beeld bleef op mijn netvlies hangen en ook de tekst “ Who’s afraid of Virginia Woolf?” Vanwege hoe het klinkt. Ik vind het nog steeds leuk om het hardop te zeggen. De vraag is gemeen. Gemeend en gemeen. Het is pesterig, raar.

Who’s afraid of Virginia Woolf?
-          ; Kut, ik weet wel ongeveer wie dat was maar ook niet meer dan ongeveer, hoe red ik mij hier uit zonder dom te lijken?
-          ; Is dit aan absurdistische opmerking waar ik maar beter niet op kan reageren maar voor de vorm toch maar even om ga lachen?
-          ; Ja,ja, ja, Elisabeth Taylor, Richard Burton, Oscar enzo. We gaan het over films hebben… Ik weet ook nog wel een goeie obscure film te noemen die ik toevallig wel heb gezien.
-          ; Who’s afraid of red, yellow and Blue? Maar die is toch met een stenley-mes bewerkt en toen  met een verfroller gerestaureerd. Aha, ik heb een aanknopingspunt!

De vraag is een vergiet. Het betrapt degene die hem stelt alsmede degene die hem aanhoort op intellectueel snobisme.  Niets goeds kan komen van het stellen van die vraag. Dus zeg ik de woorden gewoon, zo maar, in de wereld, als ik op straat loop. Omdat ik nog steeds geniet van de klank ervan, het gevaar ervan, alle aanknopingspunten en ondertussen ook het universum van invulling die er aan is gegeven. Ik stel de vraag al ruim 15 jaar…

Who’s afraid of Virginia Woolf?

I am…

Virginia Woolf overleed in 1941. Ze vulde haar jaszakken met stenen en sprong van een brug. Ze was negenendertig. De volgende passage stond in de brief die ze voor haar echtgenoot achter liet:

Dearest, I feel certain I am going mad again....And I shan’t recover this time.....I am doing what seems the best thing to do....I can’t fight any longer....Everything has gone from me but the certainty of your goodness. I can’t go on spoiling your life any longer....I don’t think two people could have been happier than we have been. V.

Virginia Woolf kreeg haar eerste ( en feitelijk ook enige) zenuwinzinking toen ze dertien was. Tegenwoordig noemen we dat een psychose. De rest van haar leven is ze gewezen op het gevaar dat dit nog eens zou gaan gebeuren. Met zorg en liefde is ze, door haar eigen intieme kring, “kalm” gehouden. Ze had hoegenaamd: ‘een zwak gestel”, een zekere “gevoeligheid” en diende tegen zichzelf in bescherming te worden genomen. Uit het briefje blijkt, voor mij, dat ze deze opdracht heel serieus heeft genomen. Ze heeft haar best gedaan tegemoet te komen aan de verwachtingen die haar omgeving had. Maar ze kon het niet waarmaken. Ze ging zelf gebukt onder het idee dat ze het niet waar kon maken.

Postuum is haar oeuvre  precies om die reden afgebrand door Theodore Dalrymple in zijn essay: 'The Rage of Virginia Woolf' . Ze zou zich louter met haar eigen interne futiliteiten hebben bezig gehouden en elke overlapping met grote maatschappelijke thema’s zouden niet veel meer zijn dan een “wishfull thinking” van haar grote, intellectuele publiek. Mevrouw Woolf staart navel. Ik ben blij dat ze niet meer leefde om het te moeten lezen want ze zou hem met tranen in haar ogen gelijk hebben gegeven en alsnog van een brug zijn gesprongen in een uitbraak van onwaardigheidsgevoel.

Ze is naar mijn idee goed geportretteerd in “The Hours” ( Nicole Kidman die daar terecht een Oscar voor kreeg). Een vrouw die met geen mogelijkheid onder haar tijd en leven uit kon komen. Niet geslepen genoeg om een geschikt masker op te zetten en heimelijk een eigen plan te trekken, niet onnozel genoeg om haar isolement langs zich heen te kunnen laten gaan. En ergens gaat er dan iets mis. Op een dag hou je dat niet meer vol. Je kunt niets of niemand anders zijn dan jezelf.

Ik ben, in literaire zin, niet eens echt een fan van Virginia Woolf. Haar stijl is me te traag, haar wereld te droog. Maar ik kan het ook niet helpen dat ik een kind ben van mijn tijd. Ik ben bang voor Virginia Woolf. Ik ben bang voor haar lot. Ik ben bang voor die gepijnigde, verstilde blik in haar portret waarin ik een vrouw zag en nog steeds zie die ergens wil zijn waar ze niet is.

Ik ben bang dat dat proces, die behoefte, die passie, die honger, die brute wil om te leven en te ervaren, volstrekt irrelevant is voor iedereen behalve mij. Ik ben bang dat niemand zich daar in herkent. En uiteindelijk het oordeel zal worden geveld dat het mij waanzinnig maakt. De enkeling waar niemand zich mee kan identificeren is namelijk de gek. Ook als de gek tot op zekere hoogte vermakelijk is of was.  De slimme gekken worden nar, die mogen voor de koning dansen. De overigen, die fouten maken, door de mand vallen, worden op termijn in bescherming genomen tegen zichzelf en als het er op aan komt, opgeborgen. Hoe slim ben je?

Hoe “slim” ben je?

Ik kan je een gedetailleerde plattegrond overleggen, op schaal,  van elke huis waarin ik gewoond heb sinds ik drie was. Ik teken hem uit mijn hoofd en de maatvoering zal niet meer dan een halve meter afwijken van de waarheid. Ik heb in 27 verschillende huizen gewoond sinds die tijd. Daarnaast teken ik de plattegronden van zeker duizend gebouwen waar ik binnen ben geweest. In sommige gevallen is vijf minuten genoeg. Ik wijs je de weg naar Nice, op gevoel. Of naar L’oeill doux, het zachte oog, een zoetwaterbron te zuid-westen van  Perpignan, als je boven op staat zie je de zee. Ik was er een uurtje toen ik zes was en een uurtje toen 25 was. Maar ik breng je er zo naar toe.

Het is geen talent hoor. Het is gewoon. En het is niet het enige.

Ik denk bijna altijd drie dingen tegelijk. Ik voel wat ik denk, ik denk wat ik voel. Ik kan wat ik voel, op het moment dat ik het voel, analyseren en uiteenzetten. Dat heb ik mezelf aangeleerd. Maar niet in hele zinnen, met tussenwoorden, dat gaat te snel. Telegramstijl. Ik denk nooit niets. Ik voel nooit niets. Als er meer dan vier gedachtenstromen actief lopen trek ik me terug, wil ik niet meer praten. Dan word ik ook moe van mezelf.

Voelen is zien, horen, proeven. Het is er nooit niet. Alles buitelt, altijd. Er wordt altijd verzameld, gebundeld en geconcludeerd in de dingen die ervaren worden. Die “zip-drive” is een sleutel tot overleving. Mijzelf terugtrekken in een prikkelloze omgeving is volstrekt zinloos want dan neemt mijn verbeeldingskracht het over. In zekere zin is dan het hek van de dam. Als ik “ niet zo veel zinnigs” te doen heb vlieg ik weg in waarschijnlijkheden. Waarschijnlijkheden die verrot aantrekkelijk zijn en mijn brein kapen. Ik ga niet zeggen dat ik dat niet lekker vind. Ik ga niet liegen.

Ik kan mij alles voorstellen. Alles… Waar zijn je sleutels? Stel je voor waar ze zijn?

Ze hangen aan de punt van de piramide van Cheops, op een roestig haakje, te dansen in de wind en  te flikkeren in het zonlicht. Dat zie ik voor me, geen enkel probleem. Deze vraag gaat mij dus nooit en te nimmer helpen mijn sleutels te vinden.

Ik kan het niet helpen. Eerlijk waar niet. Het is nooit anders geweest. Heb jij dat niet? O. Vergeet dan alsjeblieft alles wat ik er over gezegd heb.

Ik wil niet door de mand vallen. Mijn vrijheid is me dierbaar. Dat heb ik niet meer, per onmiddellijk niet meer, als ik wordt veroordeelt. Het zijn van uitzonderlijk is een executie op zichzelf. De straf is ballingschap. De meest tergende ballingschap is in een wereld vol met mensen. Een wereld vol met mensen die er van overtuigd zijn dat jij hier niet klopt. En zo’n straf hoef je maar even te ervaren, dat schudt je nooit meer af. Ongeacht wat je doet om het te draaien, positief te maken, het te relativeren of om te zetten, wellicht in entertainment. Je blijft dansjes doen op het schavot.  En je vraagt je soms af waarom je het nog doet? Waarom omarm je niet de vogelvrij-verklaring die er al ligt? Leef als idioot en vind daar je plaats?

Helaas. Er is geen andere plaats, het zou zo lekker alles verklarend zijn  als er een UFO zou landen die mij thuis zou brengen. Maar ik ben een mens, niets anders dan een mens. Ik hoor hier en nergens anders thuis. Ik heb geen andere plaats dan deze plaats, geen andere tijd dan deze tijd. Ik zal het hier mee moeten doen. Ik ga het hiermee doen. Het is te doen…

Ik heb in mijn leven nog nooit een seconde overwogen mezelf van kant te maken. Vooralsnog is de wereld groter in “pleasure’ dan in “pain”. Het is te mooi, te waardevol en ik ben altijd nieuwsgierig naar morgen. Ik heb een dankbaar excuus gevonden.

Ik ben kunstenaar. Dat relativeert.  Ik kan me een redelijke portie waanzin veroorloven. Op dit moment ben ik zelfs de enige die de maatverhouding tussen reĆ«el en krankzinnig bepaald. En het is een spannend scheikundig experiment. Sterker nog, ik vraag mij af….

Who’s afraid of Virginia Woolf?

Am I?



1 opmerking:

  1. Prachtig hoe je je gedachte onder woorden brengt. Ik heb genoten van dit stuk. en ja ik heb veeel bewondering voor VW.

    BeantwoordenVerwijderen